Meijersweg
Zo'n 1000 jaar geleden werd de bisschop van Utrecht de heerser over Twente, dat toen niet meer dan 10.000 inwoners telde. Aanvankelijk ging het vooral om de geestelijke macht. Vanaf ongeveer 700 jaar geleden werd de bisschop ook een van de belangrijkste grondeigenaren in Twente en werd ook de wereldlijke macht over dit gebied door hem uitgeoefend. De meeste boeren waren in de 14e eeuw al geen vrij eigenaar meer van grond en bedrijf. In ruil voor bescherming door de bisschop waren ze pachters geworden en betaalden een deel van hun opbrengst ("tienden") als pacht aan hun landheer. De bisschop had een aantal belangrijke boerderijen als administratiekantoor aangewezen, belast met het innen van de pacht en de rechtspraak in hun gebied. Een dergelijke boerderij werd hoofdhof genoemd. De bewoner van de hoofdhof, die als opzichter en rentmeester van de bisschop optrad, heette hofmeijer. Twente kende acht van die bisschoppelijke hoven. Geesteren viel voor het grootste gedeelte onder de hoven van Ootmarsum en Almelo. Een hoofdhof kende ook weer onderafdelingen. De belangrijkste boerderij in een boerengemeenschap was namelijk ook een hof, eigenlijk een onderhof. De bewoner ervan had een leidende rol in de boerengemeenschap (na 1300 spreken we van "marke"). Hij sprak ook recht en werd wel markerichter genoemd. Het markerichterschap werd op den duur erfelijk: eerst op de persoon, later op de bezitter van de hof. Een nieuwe eigenaar van de hof liet de werkzaamheden soms aan iemand anders over, een meijer. Zelf woonde hij dan in een "huys" of havezathe. In Geesteren is deze hof, de Meijershof, te vinden aan de Meijersweg 23, tegenwoordig bewoond door de familie B.H.J. Haarhuis. In 1268 woonde Nicolaus van Geysteren op de hof aan de Meijersweg (toen overigens aan de andere kant van de weg). Hij verkocht dat jaar de hof aan graaf Hendrik, Heer van Almelo, in aanwezigheid van de Bisschop van Utrecht. De Van Geesterens woonden tot ±1550 op de hof. Daarna lieten ze de werkzaamheden over aan een meijer. De familie die tot 1819 de hof bewoonde nam van lieverlede de naam Meijer ook als achternaam aan. Zo werd er in 1692 melding gemaakt van een "Jan de Meijer" en in 1725 van een "Geert de Meijer" als bewoner van de hof. In 1762 werd de op de hof geboren Albertus Meijer kapelaan in Geesteren. In 1768 overleed pastoor Cramer en werd Albertus Meijer zijn opvolger. Pastoor Meijer hield vanaf 1769 doop en trouwboeken bij, waaruit nu vele interessante familierelaties te halen zijn. In 1797 kreeg Geesteren door zijn toedoen een eigen begraafplaats. Ook lukte het hem in deze periode van Franse overheersing en betrekkelijke godsdienstvrijheid om van [Vriezenveen een zelfstandige parochie te maken, los van Geesteren. Een neef van pastoor Meijer, Laurens Meijer, was in het begin van de 19e eeuw organist in de kerk. Vandaar dat de bijnaam van de familie Meijer een eeuw later, toen ze al lang niet meer op de hof woonden, "van de orgelist" luidde. Zo werd de in 1906 overleden Albertus Meijer "Orgelisten Bats" genoemd.