Langeveenseweg
Langeveen en ook Manderveen behoorden destijds bijna geheel tot de marke van Geesteren, Vasse en Mander en verkreeg daarom de benaming Drieschichtige Marke. Deze was een grote wildernis waar nog vele, soorten vrij groot wild rondliep en dat zich uitstrekte over Manderveen, Langeveen, Bruinehaar, Sibculo en uiteraard ook buiten onze landsgrens. Behalve het klooster te Sibculo, stond er vóór 1800 in deze streken geen enkele woning. De drieschichtige markegronden, 883 hectare in 1830, bestonden hoofdzakelijk uit veengronden en schrale heidevlakten. Door het maken van turf tot brandstof van verschillende kwaliteit, kreeg de streek betekenis en vooral waarde. De eerste bewoners vestigden zich in 1803 in wat toen "Het Langeveen" heette; dit was waarschijnlijk een lange strook veen. Door verkoop en ontginning van de reeds afgegraven veengronden groeide "Het Langeveen". In 1843 werd er een kapel gebouwd welke op zon en feestdagen door de kapelaans van Geesteren werd bediend. In 1851 is de kapel vervangen door een grotere kerk, en Langeveen krijgt zijn eerste eigen pastoor (H. Hofland). De bevolking bestaat dan uit 358 personen die samen 58 gezinnen vormen. De weg naar Langeveen noemde men vroeger Busschersdiek. Busscher woonde halverwege de Langeveenseweg waar tegenwoordig Lohuis op nummer 127 woont. Busscher was rietdakdekker van beroep. Deze weg naar Langeveen werd diek genoemd omdat hij verhoogd was aangelegd, vanwege de ligging in laaggelegen gebied, zodat deze weg het hele jaar door begaanbaar was. In 1911 is door inspanning van kapelaan Schaafs uit Geesteren de Busschersdiek in de Nijstad met klinkers verhard.