Hof van Geesteren
In 1985 verscheen in het regionale blad Van Hoes tot Hoes een artikelreeks over de geschiedenis van de Hof van Geesteren van de hand van J.G. Oude Vrielink. Onderstaand een gecompileerde weergave van deze 5 artikelen.
Pater H. Hemmer, geboortig uit Geesteren en ten aanzien van de leeftijd gekomen tot het geslacht der sterken (80 jaar), kan nog steeds zijn geboortegrond niet vergeten. Daarom heeft hij de geschiedenis van de Hof van Geesteren tussen de jaren 1200 en 1984 uitgezocht, beschreven en met zijn eigen mening aangevuld. In een paar artikelen zullen we deze geschiedenis letterlijk weergeven.
Beginnen we met de naam, dan zien we dat er in Nederland drie plaatsen zijn met de naam Geesteren: in Twente, Gelderland en in Limburg. De plaatsnaam in Limburg vinden we als "Geisteren" vermeld op de landkaart en wel omdat "geest" in het Limburgs "Geist" genoemd wordt. Volgens het Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen van Dr. J. de Vries, is Geesteren afgeleid van "geest" in de betekenis van hooggelegen zandgrond. Met deze uitleg ben ik niet zo gelukkig, daar het Twentse Geesteren althans, en dat, zoals bekend, oorspronkelijk op de Vermolen gelegen was, nu niet een bepaald hoog gelegen streek was, eerder het tegendeel ervan. De Vermolen telt drie beken (de Molenbeek, de Broekbeek en de Utterbeek) en meerdere broeken en morsen, die allen wijzen op lage moerassige gronden. Bovendien komt er op de Vermolen ijzererts voor in de grond, dat, naar ik meen te weten, niet op hoge zandgronden voorkomt. Ik meen dan ook een andere verklaring voor de naam Geesteren gevonden te hebben en stel, dat Geesteren komt van Geerenstein, dat door metathesis (verspringing van medeklinkers) tenslotte Geesteren werd.
Geerenstein Vele steden en dorpen hebben hun naam te danken aan een kasteel of Hof, dat in de middeleeuwen Stein werd genoemd" omdat het opgetrokken was uit natuursteen, zoals Bentheimersteen." De huizen van de mensen op het platteland waren van leem en hout gemaakt. Zo kennen we een Ravenstein, een Ysselstein, Loevestein en nog vele andere. Zo bestaat er ook nog een Geerenstein, een havezathe aan de weg van Amersfoort naar Woudenberg, waarbij die verplaatsing van de medeklinkers niet heeft plaatsgehad. GEER is een oud Germaans woord dat speer betekent en welks woord nog terug te vinden is in een schuin toelopend kledingstuk. Geerenstein zou dus genoemd kunnen zijn naar een spits toelopend stuk land, waarop die stein (kasteel) lag. Tenslotte is GEER ook nog een personennaam die we aantreffen in GEER-hard, GEER-ink, GEER-man en GEERS, samengetrokken uit GEER-huis. In vroegere tijden werden mensen dikwijls genoemd naar dieren b.v. Everink (ever), Wesselink (wezel), Dierink (dier, hetgeen vroeger hert betekende). "Behalve naar dieren, werden vroeger de mensen ook wel genoemd naar wapens. Zo kennen we namen als Assink (achs: bijl) Eggink (eggia=zwaard) en Sassink (Sessink, dat van sachs-mes komt). Hier zal ik het verhaal even onderbreken om de uitgang "ink" te verklaren. Dit "ink" achtervoegsel betekende oorspronkelijk "zoon van". In die betekenis vinden we het in een Angel-saksische kroniek uit 855. Daarin staat o.a. Egbrygt waes Ealmund-ing: Egbert was een zoon van Aalmund, zoals de heer Hekket ons vertelt in zijn "Oost Nederlandse familienamen". Later kreeg de uitgang "ink" ook nog de betekenis van "horende of wonende bij", zoals in Horstink (horst is bos, dus wonend in of bij een bos) en Morsink (mors is moeras, dus wonend bij een moeras). Nu pak ik de draad weer op ten aanzien van de geschiedenis van de Hof van Geesteren en stel daarbij, dat het niet onmogelijk is, dat de eerste Heer van Geestern dus GEER (:speer) geheten heeft. Geesteren bestond, naar alle waarschijnlijkheid, reeds voor het jaar 1000. Dit is niet te bewijzen, maar er is wel een aanwijzing voor. Men vindt er n.l. nog een lijkweg of althans een gedeelte daarvan. Dat was een weg waarover een overledene (lijk) vervoerd moest worden naar het kerkhof. De oude Germanen, onze voorouders dus, verbranden hun lijken. Karel de Grote verordende omstreeks het jaar 800, dat zij, nu ze christenen geworden waren, hun doden moesten begraven op een kerkhof en het vervoer er naar toe moest plaats vinden over een weg welke hij hun aanwees. Die weg werd "lijkweg of liekweg" genoemd. Zoals reeds gezegd is; een bewijs voor deze bewering is niet te geven.
In de oude kronieken vinden wij als eerste Heer van Geesteren een ridder vermeld, die Rorik (roderik) heette en om het leven kwam in de slag bij Ahne aan de Vecht in het jaar 1227. Deze ridder vocht in het leger van de bisschop van Utrecht, Otto geheten, tegen de Drentenaren welke aangevoerd werden door Rudolf van Coevorden. Van die strijd is nog een bijzonderheid te vertellen en die ik U niet mag onthouden. Bisschop Otto van Utrecht en de zijnen trokken ten strijde gezeten op prachtige hengsten, die ze aanspoorden met gouden sporen, vandaar ook de naam "Gulden Sporenslag". Toen Rudolf van Coevorden dat machtige leger zag aankomen vanaf de Overijsselse kant van de Vecht, sloeg hem werkelijk de schrik om het hart. Tegen zo'n leger, met zoveel overmacht was hij niet opgewassen en verzon daarom een list om hen ten val te brengen. Hij liet zijn manschappen op merrie's aantreden en toen de vurige hengsten van het leger van de bisschop Otto de merrie's roken, sprongen deze, nog met hun berijder in het zadel, halsoverkop de rivier in welke daar ter plaatse een moeras vormde. Zo werd met een uitgedachte list het machtig aandoende leger van de bisschop Otto van Utrecht verslagen door Rudolf van Coevorden en vonden verschillenden de dood in de moerassen rond de Vecht bij Ahne. Hierbij kwam onze Geesterse ridder, Roderik geheten, eveneens jammerlijk om het leven.
In 1268 verkocht Nicolaas van Geesteren zijn Hof aan Henricus, de graaf van Almelo. Ik heb het vermoeden dat hij dit deed ter bescherming, uit angst voor de roofridders, die destijds het land en in niet mindere mate Twente, afstroopten. Want hij mocht er blijven wonen. Met de graaf achter zich voelde hij zich veiliger. Roofridders waren ridders zonder have of goed, omdat, volgens het oude Germaanse recht de oudste zoon alles erfde. Door roof moesten zij, de have-lozen, in hun onderhoud voorzien of een erfdochter trouwen van een andere ridder. Dat zien we b.v. bij Karel en de Elegast, een ridderroman uit die tijd. Omstreeks het jaar 1400 was Bernard van Geesteren kanunnik van de Sint Plechelmus te Oldenzaal en vijftig jaar later bekleedde Nicolaas van Geesteren dezelfde functie. De laatste van het geslacht was, voor zover ik heb kunnen nagaan Bert van Geesteren, die roeder-imker was in het klooster te Albergen in 1520. In 1601 behoorde de Hof van Geesteren aan Maarschalk Arnoldus Bomer (ook wel Beumer of Boymer geschreven). Hij wordt een slecht beheerder genoemd. In 1672 werd het goed verkocht aan Jan Eylards, die er iets groots van maakte. Hij breidde het bezit uit, liet een kapel bouwen met een orgel er in (waarmede Geesteren haar eerste kerkhuis bezat en de kern van "het dorp" gelegen was op de Vermolen) en legde tevens een kerkhof aan. Sinds die tijd sprak men niet meer van de "Hof van Geesteren" maar nu van het "Eylardshuis". Op de ruïnes van dit Eylardshuis heb ik als jongen, het was tijdens de 1e wereldoorlog, dikwijls gezeten, op weg naar de kolk (vijver) van de oliemolen, om er te vissen. Het Huis heeft gelegen in een weiland van de Goese (thans Droste), aan de Eylardsweg (Eijlersweg) en het werd omgeven door een gracht, die afgetapt was van de molenbeek, vlak achter de brug, nu dicht gegroeid tot een slootje.
Om het reeds lang verdwenen Eylardshuis, zoals na 1672 de Hof van Geesteren genoemd werd, lag een gracht welke afkomstig was van de Molenbeek. Deze strang liep om het huis heen en mondde verderop ook weer uit in de Molenbeek. Aan deze gracht lagen eertijds twee van de vier molens die Geesteren eens rijk was, n.l. een oermolen (oersteen is ijzerhoudende steen) en een papiermolen. De twee andere molens waren de korenmolen van de Watermulder en de oliemolen van de Oliemulder, welke jammer genoeg omstreeks 1929 afgebroken werd, waardoor een stuk geschiedenis en ook een stuk romantiek voor Geesteren en de gehele gemeenschap verloren is gegaan. De oer- of ijzermolen lag voor den "niendeur" van de Horst (is boswachter) en waar de grond nog vol zit met ijzerslakken (een aanwijzing dat er een ijzer molen gestaan heeft) en werd de ijzerhut genoemd. De ijzermolen of hutte werd, volgens de geschiedschrijver Geerdink, opgeheven in het jaar 1810, en wel om de reden dat het ijzer te bros was (niet sterk genoeg). Als jongen heb ik nog "zo'n pot op drie pootjes" gezien, die op de Vermolen gegoten was.
Zo zag de Oliemolen er in 1921 uit (volgens G.J. ter Kuile).
In 't Inschrien (kwartaal uitgave van het van Deinse Instituut verscheen in 1997 een [artikelreeks] over deze watermolen.
De papiermolen werd bemand door de "papiermaker Antoni van der Kogel" die, volgens de volkstelling van 1748 gehuwd was met Gesina Floors en zes kinderen had, twee knechten en een meid. Over het verdere verloop van deze molen zijn we niet nader ingelicht. Ds. Wolterus van Duil stierf in het jaar 1756 en werd opgevolgd door zijn kleinzoon met dezelfde voornaam. Ds. van Duil was getrouwd met Elsina Meilink van Goor die haar man overleefde. Ze stierf in 1808. In hetzelfde jaar werd de "Verremeule" gekocht door H. Revius voor de som van f 24000,- en werd duidelijk hoezeer het landgoed versnipperd was. In 1819 werd het publiekelijk verkocht door notaris L.J. Barendtszen uit Tubbergen aan Harmannus Ropken, cichorij-fabrikant te Albergen. Een steen in de achtergevel van de boerderij van de Goese te Geesteren herinnert nog steeds aan deze familie. Het jaartal 1875. De laatste Ropken had een dochter, Geertruide genaamd, die getrouwd was met Johannes Eenhuis uit Albergen. En dat zal de reden wel geweest zijn, dat het landgoed in het bezit kwam van deze familie. De laatste eigenares Louise, was een dochter van burgemeester Eenhuis van Lisse in Zuid Holland. Zij was niet getrouwd en stierf te Heemstede in het jaar 1984. Bij testament vermaakte zij de drie boerderijen aan de pachters tegen betaling van de successierechten en bood zij de losse stukken grond de huurders tegen een schappelijke prijs te koop aan. Dat was het einde van de hof van Geesteren."
Het moet een unieke en erg romantische omgeving geweest zijn, zo rond het Eylardshuis te Geesteren. Een huis met kapel, een aantal molens en de loop der diverse beken, zou een ware plek voor menig kunstschilder of fotograaf geweest zijn. Helaas, het is geschiedenis. Aldus op schrift gesteld door de in die omgeving geboren en thans in Oosterbeek wonende Pater H. Hemmer.
J.G.O.V. (J.G. Oude Vrielink)
INGEZONDEN STUK OVER HOF VAN GEESTEREN
Zoals ik las over de Hof van Geesteren waaraan meewerkten Pater Hemmer, wil ik hieraan het volgende toevoegen. De heer, Oude Vrielink, schrijft dan dat Geesteren of Geist een hoog gelegen grond was. Nu is hij wel in de nabijheid, maar wordt niet bedoeld. Vermolen, maar tussen Nienborg en Hannover woonde vroeger tijdens de adelijke familie van Geesteren.
De Hof van Geesteren ligt aan de Eylersweg op de Vermolen. Onder Eylersweg staat geschreven de Heren van Geesteren maar wat wordt hiermede niet bedoeld, De geslachten. Eylers of Geistern of Ghestern of beide. Om te beginnen zal ik de naam Eylers noemen. Dit geslacht kwam in Westfalen voor in Riedesheim, maar verdween in 1630 naar elders Onder Eylers 2 wordt geschreven dat geslacht bloeide nog in 1424. Het wapenschild draagt een hertekop (blauw en geel gewei) met gele lelie.
Nu over de adelijke familie in Geistern of Ghestern, dit geslacht was woonachtig bij Nienborg en Hannover. Deze familie was een Burgmanner geslacht, maar verdween in 1650 naar elders zonder dat er redenen staan vermeld. Was dit geslacht failliet of worden ze verdreven door andere factoren. Wie zal het zeggen huis en haard werden verkocht en zochten hun toevlucht naar andere oorden.
De naam Geist zoals JGOV schrijft was een hooggelegen stuk grond, nu dat zou dan kunnen, want tussen Nienborg en Hannover is het nogal heuvelachtig. De familie Geesteren zouden zich volgens JGOV hebben
gevestigd in Limburg, Gelderland, Overijssel, moet dit een en dezelfde persoon zijn. Ze kunnen wel met meerdere broers zijn geweest en hun naam daar achter gelaten en zich daar gevestigd hebben. De familie Geistern woonde in 1631 nog in de omgeving Nienborg en verdween later. Het wapenschild is als volgt : wapenschild goudkleurig in tweeën verdeeld in de bovenste 2 zwarte wolfjes of hondjes in het midden een smalle zwarte balk alles goudkleurig.
Nu de vraag wie was er het eerst of waren ze er gelijkertijd allebei. Onder Eylersweg, Heren van Geesteren, wordt niet gezegd dat deze een en dezelfde familie was.
De duitse grens lag vroeger bij Zwolle en niet bij Mander zoals nu het geval is. Twente en Salland hoorden onder Bisdom Munster. Deze beschrijving heb ik overgenomen uit het oude Westfaalse Adelsboek.
Hopende JGOV hiermede wat verder heb geholpen. Teken ik hoogachtend. Albert Droste.
Naschrift ingezonden stuk. Heer Droste, hartelijk dank voor Uw reactie en de vele bijzonderheden ten aanzien van het stuk over de Hof van Geesteren. Bij het eerste stuk hierover heb ik echter reeds geschreven dat dit stuk geschiedenis is uitgezocht door pater Hemmer en dat ik het "letterlijk" zou weergeven.