Het Kempke

Uit SHGWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Oorspronkelijk was Het Kempke een stuk bouwland dat een onderdeel vormde van de Heetkamp aan de rand van de Mensink Kamp. Het woord 'heet' heeft in de Twentse taal meerdere betekenissen. In relatie tot het woord 'kamp' betekent ze hier 'heide of heidegrond'. De 'Heetkamp' is dus een door wallen omgeven hoger gelegen heidegrond. Het Kempke was al reeds ontgonnen, in cultuur gebracht en gebruikt als bouwgrond door de boeren.


Geesteren heeft omstreeks 1850 vele woeste en heidegronden. Bij de verdeling van de woeste gronden van de Marke Geesteren in 1853 kwam veel van deze woeste gronden in handen van de vermogende Bernardus Antonius Röbken. Röbken's vader, oorspronkelijk afkomstig uit Lengerich, achter Lingen (D) bezit naast veel grond in Geesteren ook een cichoreifabriek in Albergen en is eigenaar van de olie en watermolen in de Vermolen. Bernardus Antonius Röbken, een van de 4 kinderen van Hermannus Albertus Röbken, blijft ongehuwd en bij zijn testament had hij zijn neven Johannes Hermannus en Gerardus Antonius Eenhuis benoemd tot zijn erfgenamen. Zo blijkt dat Johannes Hermannus onder andere grond in Geesteren en de olie en watermolen de Vermolen in handen krijgt. Hij huwt te Tubbergen in 1866 met Maria van de Bosch en later blijkt dat dit huwelijk 'in vermogensrechtelijke zin bijzonder vruchtbaar is'. Uit het huwelijk worden 4 kinderen geboren. De oudste en jongste sterven vlak na hun geboorte. Maria van de Bosch overlijdt op 44 jarige leeftijd en 7 jaar later haar man op 21 oktober 1894, slechts 56 jaar oud. Pas in 1900 werd de scheiding en deling van de ouderlijke boedel voltrokken. Aan Gerardus J.M. Eenhuis werd ondermeer de olie- en watermolen de Vermolen met aangehorigen, waarvan de omvang 42 bunder groot was, toegewezen. Ook viel hem de Heetkamp ten deel. Na een tijdje als volontair in de gemeente administratie gewerkt te hebben werd de nieuwe eigenaar van onder andere de Vermolen in 1907 tot burgemeester van Losser benoemd. In het zelfde jaar huwde hij op 6 november in Oldenzaal met de daar geboren Josephina C.M. Kock. Uit dit huwelijk werd in 1909 hun enige kind, Louise Catarina F.M. geboren. Na 12 jaar burgemeester van Losser te zijn geweest werd hij in 1919 burgemeester van Lisse. Hij voert dit ambt uit tot 1931. Na het overlijden van Gerardus J.M. Eenhuis op 28 september 1947 ging zijn nalatenschap naar zijn enige dochter Louise onder last van het volle vruchtgebruik voor haar moeder. In 1965 vervalt het vruchtgebruik door het overlijden van haar moeder en dat betekent dat Louise de volle eigenaresse wordt van de bezittingen uit de nalatenschap. Louise blijft haar hele leven ongehuwd. Zij volgt een opleiding Maatschappelijk Werk en komt bij de Kinderbescherming terecht. Wegens gezondheidsredenen moet ze voor haar pensioen gerechtigde leeftijd haar maatschappelijke carrière beëindigen. Op 16 juli 1984 sterft ze te [Haarlem. Bij haar testament had ze al haar onroerende goederen onder voorwaarde van de betaling van de successierechten, aan de pachters gelegateerd. Daarmee komt een einde aan de meer dan 150 jarige hegemonie van de families Röbken en Eenhuis over Geesterens grond en goederenbezit.